De sterren, een droom die uitkomt en… naweeën: Mijn 2e bevallingsverhaal!
- dr. Heleen Lameijer - SEH arts, wetenschapper en eigenaar van Make Science Work
- 5 aug
- 15 minuten om te lezen
Bijgewerkt op: 6 aug
“Zullen we het jinxen?”, zegt ze. Ik kijk in de twinkelende ogen van mijn verloskundige. Ik heb haar zojuist verteld dat een van mijn vriendinnen, astroloog van beroep, heeft voorspeld dat ik 10 juli zal gaan bevallen. Op basis van de maan en de sterren zou die dag voor mij precies in het teken staan van moederschap en familie. Thuiskomen. Zowel mijn verloskundige als ik zijn wetenschappelijk opgeleide mensen, sterker nog, we zijn beide gepromoveerd binnen diezelfde wetenschap.
Maar, stiekem zijn we misschien toch ook wel wat bijgelovig...
Zo geloven we beide in jinxen; geloven dat praten over een positieve of beloofde uitkomst, deze juist kan verstoren of tenietdoen. Zo heb ik tijden niet gesproken over dat ik een boek ging schrijven, zowel vanwege angst voor een writersblock als ook de gedachte dat het dan misschien opeens niet meer door zou gaan. Idem dito durf ik nu niet te hard te zeggen dat ik de 10e juli zal gaan bevallen. En niet alleen omdat het helemaal geen harde zekerheid is, zo’n astrologische voorspelling.
Vooral omdat ik zo ontzettend hoop dat ik de 10e zal bevallen!
Ik ben namelijk al bijna een week over tijd, en met een bevalling op de 10e blijf ik mooi binnen de 42-weken grens: de grens waarop een inleiding van de bevalling aanbevolen wordt. Een inleiding die mijn droombevalling, een niet-medische badbevalling, potentieel in de weg staat. Maar, de allergrootste reden dat ik graag de 10e zou willen bevallen, is dat het al bijna de 10e is…
En ik ben ontzettend ongeduldig!
De afgelopen dagen heb ik al vanalles geprobeerd om de bevalling op te wekken. Hoewel het begon als een geintje (ik weet als wetenschapper natuurlijk dat er voor de meeste dingen totaal geen wetenschappelijk bewijs is), heb ik er inmiddels bijna een sport van gemaakt. Gember, Tonic, kruidig eten, half op een stoepje lopen (niet fijn voor je bekken), kolven, you name it: ik heb het geprobeerd. En gedeeld op Instagram. Elke avond zette ik een mini-onderzoeksvraag in mijn story’s online, elke ochtend rapporteerde ik dezelfde uitkomst: “werkt niet”. Iets wat ik natuurlijk van tevoren al wist, maar wat ik in mijn ongeduld toch echt zelf moest uitproberen. De wetenschapper als proefpersoon. Maar inmiddels ben ik er toch echt uit: het enige dat de bevalling op zal wekken, is… tijd. Geduld dus.
Of… jinxen?
Het zal namelijk niet de eerste keer zijn dat we mijn bevalling jinxen. De vorige keer, zo’n 2,5 jaar geleden, liep ik ook tegen de 42 weken grens en besloten we expres een poli-afspraak in te plannen op de dag voor de 42 weken. “Laat me je niet zien hè?”, riep ze me toen nog na. Niet wetende dat we elkaar inderdaad niet voor de afspraak zouden treffen, omdat ik net bevallen was onder begeleiding van haar collega.
“Laten we het doen!”, antwoord ik mijn verloskundige. We jinxen de 10e juli, door juist op die dag een afspraak in te plannen. “Een bevalafspraak”… “of niet”, lachen we samen. Beide hopen we dat ik juist daardoor voor of op de 10e zal bevallen. De afspraak zal niet doorgaan en daarmee gejinxt worden.
Toch?
Een aantal dagen later besluit ik me nu toch echt over te geven aan het wachten. Oké, eerlijk is eerlijk, ik heb eerst nog wat dadels gegeten (werkt niet) en mijn vriend mijn voeten laten masseren (werkt niet, maar wil ik vanaf nu wel gewoon elke dag opnieuw proberen want: lekker). Het is inmiddels 8 juli en aangezien ik toch pas over 2 dagen zal gaan bevallen (toch?) besluiten mijn vriend en ik om met Maud, onze lieve peuterdochter, naar een dichtbij zijnde camping te gaan waar zij lekker kan spelen en wij fijn een borrelplank kunnen bestellen en mocktails (ik neem iets met tonic – wie weet werkt het toch?) kunnen drinken. Het is een heerlijke zonnige dag en het voelt alsof we toch even op vakantie zijn in plaats van met zwangerschapsverlof. En het wachten is opeens niet zo vervelend meer.
Ik kan er bijna wel aan wennen…
Op het moment dat we thuiskomen voel ik plots een zwaar gevoel in mijn bekkenbodem. Te lang gezeten? Te veel gedaan vandaag? Wie zal het zeggen. Snel loop ik met Maud naar boven om haar naar bed te brengen. En daar voel ik het: een lichte rugpijn. Ik buig als vanzelf wat naar voren om de pijn te verminderen. Een houding die ik herken van mijn vorige bevalling. Zou het dan toch? Nu?
Dan trekt de rugpijn weer weg terwijl ik Maud in bed help. Ik ben teleurgesteld, en bedenk dat ik het me vast ingebeeld heb. “Mamma”, zegt Maud zacht. “Mag ik nog even op je schoot zitten?” Ik knik, en samen zitten we nog even op de schommelstoel op haar kamertje. Een grote golf liefde overvalt me. Dit mooie lieve kleine meisje, die binnenkort grote zus zal zijn. Ik besef me dat dit misschien wel de laatste keer is dat ik haar als zo klein zal zien, puur omdat er straks iemand nóg kleiner is. Het maakt me zowel trots als melancholisch. Mijn lieve meisje, mijn eerste baby, mijn alles. Ik aai haar over haar mooie krullen, en zoals we zo vaak doen aait zij over mijn haren (helaas geen krullen).
Ondertussen voel ik de rugpijn weer opkomen. Zou het dan toch? Ik twijfel. En dan, vanuit het niets, geeft Maud me twee hele grote kussen op beide wangen. En zonder iets te zeggen plant ze er nog twee, minstens zo groot, op mijn buik. Op dat moment weet ik het zeker: mijn bevalling gaat beginnen.
En zij weet het.
Direct daarna vindt ze zichzelf klaar om naar bed te gaan en slaapt vrijwel direct in. Nadat ik mijn vriend heb verteld dat ik denk dat ik (rug)weeën heb, besluit ik onder de warme douche te stappen. Waar oefenweeën verdwijnen onder de warme douche, zullen echte weeën zich doorzetten.
En ik, ik ben er klaar voor!
Mijn vriend besluit nog even te gaan sporten, iets wat hij al de hele week van plan was. Ik vind het prima, ik heb namelijk sterk het gevoel dat het zo’n vaart niet zal lopen. Bovendien heb ik behoefte om even helemaal alleen te zijn en dit met mezelf te ervaren. En terwijl hij op de fiets stapt naar de sportschool, merk ik onder de douche naast de rugpijnen die komen en gaan ook pijntjes in mijn benen en onderbuik. Yes! Dit is het gevoel dat ik herken van mijn eerste bevalling.
Het zijn toch weeën! Let’s go!
Even later stap ik uit de douche en trek ik een comfortabele joggingbroek en sweater aan. Ik ben nog steeds heerlijk alleen en besluit de gordijnen dicht te doen. Ik steek kaarsjes aan en zet een kopje thee voor mezelf. Even moet ik hardop lachen. Bij mijn 1e bevalling was dit eigenlijk precies wat ik voor ogen had: ik had tientallen (elektrische) kaarsjes gekocht om mee te nemen naar het ziekenhuis, een hele playlist opgezocht, en lekker eten en drinken bij me. Heel Instagrammable. Maar eenmaal volop in de weeën moest ik er niets meer van hebben! Alles is onaangeraakt gebleven, en de meeste elektrische kaarsjes liggen nog ongebruikt in een kast. Dat ik nu wel de ruimte voel om het zo gezellig en comfortabel te maken verrast me, en sterkt me tegelijkertijd. Dit gaat een andere, unieke ervaring worden.
Eentje die misschien wel leidt naar mijn droombevalling!

Terwijl ik met mijn kopje thee en een warmtekussen op de bank lig te staren naar de kaarsjes besluit ik mijn moeder te appen. “Volgens mij heb ik weeën”, typ ik. Een paar dagen eerder (ja ik was rijkelijk laat) hebben we een schema gemaakt van familieleden die op Maud kunnen passen wanneer ik beval. Mijn moeder heeft vanavond en vannacht “dienst”, dus het is handig om haar alvast te verwittigen dat ze misschien nodig is. “Hou je telefoon maar bij je vannacht”, app ik haar nog. “Doe ik! Succes!”, stuurt ze terug.
Als ik mijn telefoon wegleg zie ik dat mijn kat Teddy, die sinds de laatste weken van mijn zwangerschap opvallend meer bij mij in de buurt is dan anders, op de bank is gesprongen. Even later nestelt ze zich op mijn buik. Precies op de plek waar ik de krampen voel, een levend liefdevol warmtekussentje.
Nadat mijn vriend thuis is gekomen van het sporten, proberen we nog wat te slapen.
De weeën zijn nog niet zo sterk dat ze me compleet wakker houden, maar mijn zorgen om Maud doen dat wel. Wat nou als ik opeens halsoverkop naar het ziekenhuis moet, en mijn moeder er nog niet is? We besluiten mijn moeder “in huis” te bellen. Een term die wij, beide arts van beroep, normaal in ons werk frequent gebruiken wanneer we een collega medisch-specialist met bereikbaarheidsdienst oproepen om naar het ziekenhuis te komen tijdens een nachtdienst. Maar die nu gewoon letterlijk betekent dat we mijn moeder bellen om naar ons huis te komen. We moeten er beide een beetje om lachen.
Een half uur later is ze er, een fijn gevoel. Maar door de spanning en zorgen (en daarmee adrenaline) vooraf zijn mijn weeën inmiddels afgezakt. Ik baal: zou het dan toch niet doorgaan? Mijn ongeduld speelt weer op. We besluiten allemaal om maar weer naar bed te gaan, mijn moeder op ons logeerbed. Terwijl ik lig voel ik de weeën af en toe weer komen en gaan. Tussendoor dommel ik nog wat weg. Tot dat het een uur of wat later niet meer gaat. Ik stap weer onder de warme douche.
En dan… dan gaat het los.
Het begint met overgeven en flinke misselijkheid. De weeën komen daarnaast om de paar minuten en houden een minuut aan. Ik heb rugweeën, buikweeën én beenweeën. De hele mikmak! En bovendien: enorm pijnlijk. Tijd om mijn TENS apparaat op te plakken, die al snel wat afleiding geeft.
En bovendien: tijd om de verloskundige te bellen!
Een half uur later is ze er, samen met de verloskundige in opleiding. Een leuke meid die ik al eerder heb ontmoet en waarvan ik het mooi vind dat ze erbij kan zijn. Vanuit mijn opleiding weet ik nog hoe ontzettend tof het is om een bevalling mee te mogen maken en ik gun haar ook zeker deze droombevalling-to-be van mij. “Hebben we het toch gejinxt hè?”, lacht mijn verloskundige. Ik glimlach van oor tot oor, “absoluut”. Even later trekt die glimlach als sneeuw voor de zon weg, als ik weer een pijnlijke wee weg puf.
Het is duidelijk tijd om naar het ziekenhuis te vertrekken.
Het ziekenhuis waar ik mijn droombevalling had bedacht en waar ik de vorige keer ook ben bevallen, blijkt onverwacht geen plek te hebben. En, dat is even schakelen... Ik merk dat het me uit mijn bevalbubbel haalt, wat de pijn van de weeën doet toenemen. Waar wil ik nu bevallen? Er zijn nog twee ziekenhuizen in de buurt, eentje om de hoek en eentje op 20 minuten rijden. Dat laatste zie ik echt niet zitten. De weeën zijn inmiddels behoorlijk pijnlijk en de TENS biedt bijna niet genoeg afleiding meer. Twintig minuten in de auto (met mijn vriend zijn “sportieve rijstijl”) lijkt me, op zijn zachts gezegd, helemaal ruk. Gelukkig heeft het ziekenhuis om de hoek plek, en bovendien hebben ze nog een bevalbad!
Op het moment dat we bijna vertrekken wordt Maud wakker. Bijzonder genoeg roept ze me niet, maar begint ze zachtjes te zingen. “Slaap kindje slaap”. Met het mooiste zangstemmetje dat ik ooit heb gehoord.
In de auto sluit ik mijn ogen, en laat ik me leiden door weeën en de TENS. We rijden de route die we beide zo vaak op de fiets hebben gereden, naar het ziekenhuis waar we allebei onze eerste baan als arts hadden op dezelfde afdeling. Een ziekenhuis waar ik zelfs mijn allereerste coschappen liep en de basis heb gelegd voor de dokter die ik nu ben. Toch ook wel weer mooi, die symboliek, bedenk ik me.
En ik druk nog een paar keer stevig op de BURRST-knop van de TENS
Aangekomen in de bevalkamer heeft een lieve verpleegkundige het bevalbad al voor me klaargezet. Nadat ik zittend nog een paar weeën weg puf laat ik me in het warme water zakken. En waar dit bij mijn eerste bevalling direct ontspanning gaf, merk ik nu dat het behalve dat het lekker aanvoelt, niet veel doet. Ik ben sowieso nog vrij helder en alert, terwijl ik bij mijn 1e bevalling rond deze fase zo stoned was als een garnaal. High on my own hormonal supply! Ik hallucineerde toen zelfs, op een fijne manier. Maar nu… niets van dat alles! En daar baal ik van: het zorgt ervoor dat de weeën ook nog steeds behoorlijk veel pijn doen doordat mijn eigen pijnstillende hormonen (die me destijds lieten hallucineren) onvoldoende kracht bijzetten.
Na een tijdje merk ik dat ik angstiger word. Deze pijn is niet te doen! Het wegpuffen van de weeën gaat me minder goed af, en ik merk dat ik alleen maar kan denken aan pijnstilling. Waarom wilde ik dit per se nog een keer zonder pijnstilling meemaken? Wat doe ik mijzelf aan? Wie probeer ik wat te bewijzen? Het is wel goed zo! Toch?
Deze meid gaat aan de morfine (remifentanil)!
Wanneer ik mijn wensen aangeef aan mijn verloskundige zie ik haar zacht en vriendelijk glimlachen. “Jouw lichaam kan dit echt zelf hoor, Heleen”. Ik baal zichtbaar en word intern een beetje pissig. De afgelopen tijd ben ik op social media gebombardeerd met filmpjes over hoe zorgverleners zogenaamd te veel interventies toepassen tijdens bevallingen en hoe je zelf zou moeten vechten voor een “natuurlijke” bevalling (ik zat duidelijk in een of andere social media fuik), maar mijn verloskundige bewijst hier het tegendeel. Ze is duidelijk een hands-off type. Net nu ik een medische interventie wíl, heb ik weer!
Maar, zo herinner ik me al snel, dat was ook precies waarom ik een 2e keer voor de praktijk waar zij werkt had gekozen. Wetenschappelijk en nuchter, hands-on waar nodig maar ook zeker hands off waar mogelijk en bij voorkeur. Dit is wat ik wilde, en bovendien: dit is wat mijn droombevalling in bad mogelijk maakt (met pijnstilling zou mijn bevalling medisch worden, krijg ik begeleiding van een ander team en moet ik zeer waarschijnlijk uit het bad). Toch blijf ik twijfelen.
Wil ik niet toch een ruggenprik?
Ik kijk mijn vriend aan. Ook hij heeft geen spuit met pijnstilling in zijn hand, en al helemaal geen setje middelen om een ruggenprik te kunnen zetten. Iets wat bijzonder vreemd is, aangezien hij anesthesist is en ten minste wekelijks bevallingen met pijnstilling begeleid en ruggenprikken plaatst. Heb je een anesthesist continu beschikbaar, is hij niet aan het werk…Lekker dan! – denk ik, terwijl ik stiekem wat om mijn eigen gedachten moet gniffelen.. Dan komt er weer een wee, en daarmee komt weer de twijfel.
Dit. Doet. Te. Veel. Pijn!
Op mijn verzoek besluiten we daarom dat de verloskundige in opleiding me zal toucheren (ondanks dat het medisch gezien niet nodig is, aldus mijn hands-off verloskundige). Ik heb namelijk een plannetje – en meten is weten. Als ik 6 centimeter ontsluiting heb wil ik écht pijnstilling. Bij 8 cm zet ik zonder pijnstilling door. Als ik het aantal centimeters hoor kan ik mijn oren niet geloven.
“Lieg jij?!”, vraag ik de verloskundige in opleiding wanneer ze me de 8 cm mededeelt
“Nee!”, zegt ze bijna geschrokken. Mijn verloskundige barst in lachen uit. “Die 8 centimeter was stiekem je pijnstillingsgrens hè?”, zegt ze. Ze kent me dan ook langer dan vandaag. De 8 cm ontsluiting is namelijk precies de grens waarop je hormonen wat veranderen, de adrenaline toeneemt, waardoor de pijn toeneemt en je typisch denkt dat je het niet meer aan kunt. “Maar dat kun je wel”
Ik besluit mijn plan om zonder pijnstilling door te gaan door te zetten, maar kom er niet lekker in. Ik ben nog te alert, voel me angstig en heb enorm veel pijn. Samen bekijken we wat ik nodig heb om te ontspannen. De verloskundige in opleiding adviseert een andere houding en dat blijkt een schot in de roos. Dit is hem! Dit voelt goed.
En… daar ga ik!
De weeën worden intenser, maar ik heb eindelijk de smaak te pakken! En mijn hormonen ook. Tussen de weeën door krijg ik heerlijke pauzes waarin ik in slaap doezel van mijn eigen hormonen en heerlijk hallucineer. Ik zie beelden van het Mount Rushmore National Memorial (die hoofden van Amerikaanse presidenten in een rotswand gebeiteld), maar dan met de gezichten van mijn vader, mijn broertje en iemand die ik niet herken maar wel lijk te kennen, die zich opzij bewegen en mij bemoedigend aankijken. Ik zie en voel Maud heel dichtbij me.
En dan voel ik de druk…
En… de honger! Enorme honger! Ik vraag een dextro-energy aan mijn vriend (ja, dit zou een perfecte commercial voor ze geweest kunnen zijn), laat het zoete snoepje me goed smaken, en dan… gaat het los! De persweeën nemen mijn lichaam over en ik kan niet anders dan persen. Ik schreeuw, knijp mijn vriend zijn handen tot moes en na slechts 3 weeën voel ik de ring of fire. Ik voel mijn dochter bewegen, zakken, en het is het meest magische wat ik ooit heb gevoeld. Ik ben zo dichtbij! Een wee later staat haar hoofdje, dat al onderzoekend om zich heen blijkt te kijken. En terwijl de laatste wee nog even op zich laat wachten weet ik: this is it. Niet nog 3 uur, zoals mijn vorige bevalling. Maar nog 1 keer.
Nog 1 wee...
En even later beweeg ik in het warme badwater mee met de grootste oerkracht die ik ooit gevoeld heb en pak ik mijn dochter met beide handen aan. Zelf! En even staat de wereld stil en is er niets anders dan zij en ik. Een meisje dat ik direct herken als mijn dochter: onze lieve Noor is geboren!❤
De uren daarna vliegen voorbij. Omdat ik veel bloed heb verloren (ik heb de mega stolsels die in het bevalbad lagen met mijn handen opgevist en vol interesse bekeken – je bent dokter of je bent het niet) krijg ik na overleg oxytocine toegediend, om de baarmoeder te laten samenknijpen en het bloedverlies wat meer te kunnen controleren. Nadat dit onder controle is, ontvang ik een paar dikke knuffels van mijn verloskundige en de verloskundige in opleiding: een uiting van precies diezelfde medemenselijkheid en oprechte nabijheid die ik zelf ook als zorgverlener zo belangrijk vind. Allemaal zijn we trots en blij met mijn droombevalling. Een golf van dankbaarheid spoelt als een warme deken over me heen. Dan is er nog meer goed nieuws: hechtingen zijn dit keer niet nodig en al snel mag ik wat eten en drinken. Ik besluit om, net als na mijn vorige bevalling, om appelsap en een broodje hagelslag te vragen. Heerlijk!
Alleen… komt dit er net zo snel weer uit als het erin ging
En daar blijft het niet bij. Ik blijf braken, terwijl ik heftige naweeën ervaar. Iets wat kennelijk vaker voorkomt bij snelle bevallingen. Lekker dan! Nadat ik een paar uur later heb gedoucht en klaar zit in de rolstoel om naar huis te gaan komt de zoveelste braakgolf opzetten. De zorgzame verpleegkundige kijkt me aan. “Ik vind het wel een beetje gek om je zo naar huis te laten gaan, moet je eigenlijk niet gewoon toch hier blijven?”. Ik baal, want wil graag naar huis, en bovendien eigenlijk ook niemand tot last zijn. Braken kan ik thuis immers ook, daarvoor hoef je niet in het ziekenhuis te zijn. Wanneer ik deze woorden uitspreek kijkt ze me liefdevol aan. “Tot last ben je niet, en ook jij hebt recht op zorg. Ik ga even bellen en jij blijft een nachtje hier”. Mijn vriend knikt instemmend, “dat lijkt me een goed plan”.
Even later word ik al brakend op een ziekenhuisbed geholpen. Een bed dat ik ken van mijn nachtdiensten, wanneer het rustig is op de spoedeisende hulp waar ik werk en ik een powernapje kan doen in een van de lege patiëntenbedden. Maar nu ben ík de patiënt! Even later prikt een lieve arts een infuus, en wordt mijn vochtbalans aangevuld met 2 liter zoutoplossing. Een puik plan, waardoor ik me na een aantal uur alweer wat beter begin te voelen.

Die avond en nacht verblijf ik met Noor in het ziekenhuis terwijl mijn vriend thuis slaapt bij Maud. Vlak voordat hij vertrekt pakt hij nog wat uit mijn tas, en zet het op mijn ziekenhuistafeltje. Een klein bronzen varkentje, en niet zomaar eentje. Het is het varkentje wat ik ooit van mijn oma kreeg (als je mijn vorige boek hebt gelezen of me al langer volgt op Instagram weet je wat ze voor me heeft betekent, en dat ze een paar jaar geleden is overleden). Een geluksvarkentje, dat ik altijd bij me heb op momenten waarop ik wat extra geluk of steun kan gebruiken. Belangrijke sollicitaties, mijn afstuderen, mijn promotie, en mijn vorige bevalling: het varkentje was er bij. Ik was zelf door alle tumult thuis helemaal vergeten hem in mijn ziekenhuistas te stoppen, iets wat ik me tijdens mijn bevalling stilletjes realiseerde. Maar dankzij mijn vriend, die het varkentje nog even snel had mee gegrist, was hij er achteraf toch al die tijd bij. En was mijn oma er dus toch ook een beetje bij!
Tranen van geluk stromen langs mijn wangen
En hoewel de aanhoudende naweeën en het braken een smet op de eerste dag als opnieuw-geworden-moeder werpen, zijn het ook gouden uren waarin ik een hele eerste nacht alleen met Noor mag ervaren. Ik heb alle tijd om naar haar te kijken, haar voor het eerst aan te leggen, en opnieuw naar haar te kijken.
Bovendien krijg ik ontzettend veel hulp van lieve en kundige verpleegkundigen, die mijn kwetsbaarheid zien zonder me kwetsbaar te laten voelen. Iets wat me ontzettend gesteund laat voelen en mijn eerste stappen als moeder van twee meiden licht maken. Een luxe die me weer doet beseffen hoe goed we het hebben in Nederland, hoe mooi de zorg is, hoe kostbaar en ook hoe zuinig we hier op moeten zijn. Het maakt me trots om onderdeel te mogen zijn van deze zorg, ook al was ik nu vooral even patiënt.

De nacht verstrijkt, de ochtend breekt aan, terwijl alles is veranderd en ook niets is veranderd
Het lijkt alsof de tijd heeft stil gestaan en tegelijkertijd in hoog tempo heeft door geraasd. Alles is zoals het zou moeten zijn, ookal voelt het gek en surreëel. Het is tijd om naar huis te gaan, met Noor, en ons leven als gezin van 4 te beginnen. Ik kijk op mijn telefoon en zie dé datum staan: 10 Juli 2025. De dag dat ik thuiskwam. Hadden de sterren dan toch gelijk?
Meer van mij lezen? Ik heb twee heerlijke boeken geschreven vol verhalen van mijn werk als spoedeisende hulp arts én vol persoonlijke verhalen. Je vindt de boeken hier.
En luister je graag? Je vind hier mijn podcast.